Logo Liz Ditters

De verjaardag van Berend Buitenbeentje

Van mijn buurman krijg ik net een telefoontje met de vraag:
‘Kom je straks op mijn verjaardag? Ik word zeventig vandaag.’
‘Heb je wensen?’ vraag ik hem. ‘Een nieuwe hondenriem of zo?
Want ik ga direct naar Jansen dus bedenk een fijn cadeau.’

‘Nou,’ zegt Berend Buitenbeentje, want zo heet hij, moet je weten,
‘het zou prettig zijn, om Timo, Rik of Bastiaan te heten.
Ik wil gráág een nieuwe naam voor mijn verjaardag als dat kan,
want die oude klinkt versleten en daar houd ik niet zo van.’

‘Ook wil ik wat meer familie, want ik voel me zo alleen.
Heb het liefst wat extra zusjes, ooms of tantes om me heen.
Maar die zijn nu niet te krijgen, bovendien zijn ze te duur,
ik geloof dat ik vanmiddag maar een achternichtje huur.’

Snel begeef ik mij naar Jansen even verder in de straat,
waar je elke naam kunt kopen, ongebruikt, in goede staat.
Uiteraard koop ik de allermooiste die ik tegenkom,
en ik laat hem fraai verpakken met een gouden strik erom.

‘Is de naam voor Buitenbeentje?’ vraagt de oude winkelier.
‘Die is niet zo gauw tevreden hoor, ik zie hem vaker hier.
Gister vroeg hij nog een splinternieuwe leeftijd voor zichzelf,
en die had ik niet op voorraad. Hooguit zeven, acht en elf.’

‘Maar toevallig werd vanochtend nog een vijftien teruggebracht,
door een grappig achternichtje, dat er meer van had verwacht.
En ze had nog steeds garantie. Ik zei: “Ruilen voor de zeven?”
Dus die heb ik opgepoetst en in een doosje meegegeven.’

Ik bekijk die mooie vijftien en ik raak gefascineerd,
vurig hopend, dat mijn buurman dit gebaar van mij waardeert.
Want ik weet, dat deze leeftijd goed bij Buitenbeentje past;
zéker bij die nieuwe naam, zo wordt hij echt een toffe gast!

Maar de winkelier gaat door en toont een serieus gezicht:
‘Wist u niet dat Berend Buitenbeentje tobt met zijn gewicht?
Hij weegt honderdzeven kilo! Dat is uiterst ongezond!
Maar gelukkig heb ik hier een mooie honderdzeven pond.’

Ook de lengte van mijn buurman Berend blijkt niet meer geschikt;
ik heb gauw een goede tweedehandse op de kop getikt.
Jansen heeft hem keurig opgerold en in een doos gedaan,
met een feestelijk motiefje en twee slingertjes eraan.

‘Sinds vanmorgen is toevallig het geslacht in de reclame,’
mompelt Jansen en dan toont hij mij een afgeprijsde dame.
Maar de naam die ik zojuist zo heel voordelig heb gekregen,
past toch echt niet bij een meisje, dus dat valt ’n beetje tegen.

Als ik later met mijn armen vol cadeautjes buiten sta,
komt de winkelier mij zwaaiend met een blikje achterna.
‘Hierin zit nog een verrassing voor je buurman, van de zaak,
en het zal hem vast plezieren, want het is precies zijn smaak.’

Vol verwachting klop ik nu bij Berend Buitenbeentje aan,
maar ik zie ineens een zevenjarig meisje voor me staan.
‘Kijk,’ zegt Berend, ‘deze kreeg ik van mijn achternichtje Koosje:
een fantastisch fijne fonkelnieuwe zeven in een doosje!’

‘Ook heeft Koosje mij het vrouwelijk geslacht cadeau gegeven,
en een prettig laag gewicht, te combineren met die zeven.
Beste buurvrouw, kom gauw binnen, neem wat boterkoek of zo,
en vertel me maar eens even: wat breng jij me voor cadeau?’

Binnen wordt me limonade met een rietje aangeboden,
en de achternicht van Berend prikt me met haar kleurpotloden.
Ik probeer juist te bedenken, wat ik Berend zeggen zal,
als ik Jansen zie verschijnen op een rode skippybal.

Alle buren zijn aanwezig, zelfs die lui van nummer tien,
en ze spelen met z’n allen wie niet weg is, wordt gezien.
Jansen huppelt nu naar buiten en krijgt ruzie om een schommel,
en de achternicht van Berend slaat zijn kop in met een trommel.

Berend trekt me aan mijn haren: ‘Waar is mijn verjaarscadeau?’
‘Een moment, m’n buur- eh -meisje, niet zo’n haast, je krijgt het zo.’
Maar die opgerolde lengte en dat prachtige gewicht,
kan ik nu niet meer cadeau doen door die vreemde achternicht.

Ik herinner me gelukkig Jansens blikje van zo-even,
dat hij mij zo sympathiek en kosteloos heeft meegegeven.
Berend graait het uit mijn handen en ze grijpt mijn sleutelbos;
met vakkundige precisie wrikt ze zó het deksel los.

In het blikje blijkt een zeer spontane oudste broer te zitten,
die er fijn en ongestoord een hele poos heeft liggen pitten.
Berend kijkt nu enthousiast en na een langgerekte gaap,
zegt de oudste broer innemend ‘Aangenaam, ik heet geen Jaap.’

‘Heet geen Jaap?’ vraag ik geschrokken. ‘Inderdaad, en ook geen Piet.’
En ik controleer zijn lengte, maar die hééft de jongen niet.
Geen gewicht en ook geen leeftijd? Nee, die heeft hij niet paraat.
’t Is maar goed dat ik bij Jansen ben gaan shoppen in de straat!

Met plezier haal ik de tweedehandse lengte voor de dag,
en het maakt me trots, dat ik zijn nieuwe leeftijd geven mag.
Even later is de oudste broer van Berend haast compleet,
maar het blijft natuurlijk sneu, dat hij geen Piet of Japie heet.

Dan herinner ik me plots die mooie naam. Wat ben ik dom!
Fijn verpakt ligt die te wachten, met een gouden strik erom.
‘Alsjeblieft, mijn beste Berend, onze vriendschap is zó fijn,
hier heb jij een mooie voornaam voor je broertje: Valentijn.’

Dólgelukkig zijn mijn buren, met zichzelf en met elkaar,
en ze blijven opgeteld voorlopig tweeëntwintig jaar.
Berend vindt het trouwens cool om voortaan Berendje te heten,
laat ze al haar naaste buren in een vrolijk appje weten.